Ik staar naar de lucht,
adembenemend, zo mooi, strak blauw, zucht.
Schapen komen langs,
in kuddes zonder herder.
Nog een laatste witte veeg
het schilderij is af.
Van het land dat mij zo gul haar ruimte geeft
Waar wolkenluchten raakbaar laag
voorbij het einde gaan
onvoorstelbaar is de verscheidenheid
dat iedere lucht zijn eigen taal wel spreekt
telkens weer openbreekt,
haar donkergrijs rouwgewaad afgedaan.
Waar soms in slierten ochtendmist
traag de koeien zweven
het land dat mij zo gul
haar adem geeft
dit land vertraagt, maar leeft!

Geniet van rood beschenen wolken
door avondrood ontstaan
de zachte regen voelt als een warme deken
als wij ’s avonds slapen gaan.
Ik word wakker,
vurige lichten weerkaatsten de contouren
geven zicht in een donkere nacht
zie ontelbare regendruppels
eindeloos lang
zelfs de vensterramen zijn bedroefd, huilen lange tranen

Waar beekjes eerder lijnen trokken
door het landschap naar benee, waad nu een kolkende rivier
en galmt het in mijn oren:
acht niet de pijn van het tekort, maar vrees de kracht van het teveel

Het water beukt,
striemt de pijlers van de brug
eeuw na eeuw het binden van twee oevers,
de waakzaamheid moe.
Het verlegt zijn grenzen,
zoekend naar een prooi.
Staan huizen zwijgend schrap tegen de overgave,
buigen bomen diep voor het machtige water.

Terwijl het duister zich vol stapelt met rondkolkend huisraad
kunnen zij slechts wachten, moedeloos,
leeg en wee.
Tot golven verdwijnen, zwarte modderpoelen verschijnen
in onze gedachten golven wij mee.
Geschreven nav de ernstige overstromingen in onze regio, augustus 2010
Alle afbeeldingen in een galerij hieronder: